Enkel een tentzeil
1788 geïnterneerden telde het stoomschip Cremer. “Met alle gevangenen zaten we beneden in het ruim met enkel een tentzeil boven ons. We mochten het ruim niet verlaten en we sliepen met de voeten van anderen als hoofdkussen. Boven ons zaten de Nederlandse soldaten. Er was nauwelijks te eten. Gelukkig leerde ik een Hollandse soldaat kennen, hij gaf mij koffie en brood. Ik deelde dat met mijn familie. De Japanners aan boord waren jaloers en beschuldigden mij dat ik met die soldaat had gespeeld.”In de schaarse bronnen over deze overtocht wordt gerept over ouderen die op de boot naar hun einde zouden zijn geholpen. “Mensen die ziek waren en dood gingen, werden gewoon overboord gegooid”, zegt Namba. Maar bij enig doorvragen lijkt ze er niet over te willen praten en zegt ze dat ze het niet precies meer weet. Na een reis van bijna drie weken kwam de Cremer aan in Melbourne. Vervolgens ging de trein noordwaarts naar het dorp Tatura waar de Australiërs twee kampen voor mannen en een kamp voor families hadden ingericht. “In de trein op weg naar Tatura werden we bekogeld met stenen en schreeuwden mensen buiten ‘Bloody Jap go home!’ Dat was onaangenaam”, herinnert Namba zich.Toch was het leven in het Australische kamp relatief goed. “In het begin waren er nog mensen die broodjes stalen uit de keuken omdat ze bang waren dat ze niet genoeg te eten zouden krijgen, maar de Australische soldaten vertelden dat er altijd genoeg te eten zou zijn. Wij jonge meisjes riepen wel eens voor de grap ‘don’t shoot’ naar de bewakers in de torens en dan wierpen zij ons snoepjes toe.” Zelfs de poorten van het kamp gingen steeds vaker open. Zo leerde Namba, die in een naaiatelier werkte, de acrobaat Keiji Namba kennen. De Japanner toerde met een circusact door Australië toen de oorlog uitbrak. Het stel werd verliefd en trouwde in het kamp.Aan het relatief harmonieuze bestaan in het kamp kwam een einde toen de bewoners begin 1946 hoorden dat ze naar het door de geallieerden verslagen Japan moesten. De meeste Indische Japanners wilden helemaal niet naar Japan. Ze voelden zich Indisch. Toch lag er op 21 februari 1946 een Japans schip aan de kade in Melbourne. Een nieuwe lange tocht op een overvolle boot volgde. “Ook nu was er weer weinig te eten, alleen wat rijst en gedroogde vis. Maar we konden ons nu wel vrij bewegen over het schip.” Het verhaal van een Japanse die nooit meer naar huis kon
